Opdracht 5
ICT-Visie
ICT en Onderwijs:
Op mijn eigen school gebruiken leerlingen relatief heel weinig zelfstandig ICT-toepassingen om te leren. De leraren gebruiken allemaal wel het smartboard. Op school is beperkt aantal chromebooks beschikbaar voor leerlingen. Als je deze wil gebruiken voor een hele klas, moet je ze van tevoren reserveren. Maximaal 3 klassen kunnen tegelijkertijd gebruik maken van chromebooks tijdens de les. De mogelijkheid van ICT in te zetten voor individuele leerlingen om te oefenen is dus heel beperkt. Ik weet dat er scholen zij waar alle leerlingen naast boeken ook standaard een chromebook krijgen van de school. Dit beïnvloedt de manier waarop de leerlingen en de docent in klas werken.
ICT speelt op dit moment vooral een rol spelen in vakken die meer gericht zijn op taal en menselijke interactie. Dit komt omdat het visualiseren van een onderwerp met animaties of simulaties veel effectiever is voor het begrip en het onthouden dan het traditionele leren door het lezen en proberen te begrijpen van een tekst of door middel van memorisatie (CY., & Paas, F., 2020). Bij wiskunde
zijn animaties of simulaties minder makkelijk te gebruiken, omdat het vaak abstracte
begrippen zijn. Verzin bijvoorbeeld maar eens een animatie voor het oplossen
van een vergelijking met 1 onbekende.
ICT zou in de
toekomst meer ingezet moeten worden om de leerlingen zelfstandig in eigen tempo
en op eigen niveau bezig te laten zijn met leerstof. Daarvoor heeft iedere
leerling wel een eigen chrombook nodig. AI kan een belangrijke bijdrage
leveren, omdat AI in staat is direct te reageren als een leerling een fout
maakt en AI is wordt nooit moe en heeft altijd tijd om iets opnieuw uit te
leggen naar aanleiding van de gemaakte fout van de leerling en op het niveau
leerling. De rol van de leraar verandert dan wel naar meer motivator en
begeleider van het leerproces.
ICT en Ik:
Wat betreft
mijn eigen ervaring met ICT in de klas, ben ik van mening dat programma’s zoals
PowerPoint of Prezi de betrokkenheid van studenten verhogen. In mijn
stageklassen heb ik gemerkt dat zelfs in de zevende les, wanneer studenten
doorgaans het minst geïnteresseerd zijn, zij zich nog steeds actief betrokken
voelen bij de les wanneer ik animaties en afbeeldingen gebruik, of zelfs korte
video’s over het onderwerp toon. Naast presentaties heeft het gebruik van
quiztools zoals Kahoot ook de deelname van studenten aanzienlijk vergroot. Bij
alle Kahoot-quizzes die ik heb georganiseerd, namen bijna alle studenten deel
en veel van hen vonden het leuk om mee te doen.
Wat betreft de
persoonlijke leerprogramma’s zoals Bettermarks, ben ik van mening dat deze in
hun huidige vorm niet veel bijdragen aan de ontwikkeling van studenten. Ondanks
dat de leraar het niveau en de zwakke punten van studenten via het systeem kan
zien, heeft het systeem in mijn ervaring geen merkbare bijdrage geleverd aan de
ontwikkeling van studenten. Dit komt doordat het studenten vaak niet aanmoedigt
om actief en gestructureerd te leren. Het programma is te saai en niet
aantrekkelijk. Bovendien is de uitleg erg beperkt als leerlingen fouten maken.
Er zouden verbeteringen kunnen worden aangebracht, bijvoorbeeld door het
programma visueel aantrekkelijker te maken met animaties en kleuren die de
studenten aanspreken, of door meer verantwoordelijkheid en taken toe te voegen.
Wiskunde Curriculum:
Wat betreft het
wiskundecurriculum geloof ik dat er meer aandacht moet zijn voor het gebruik
van programma’s, zoals Excel, en het toepassen van technologie in de dagelijkse
wiskundige praktijk. Het begrijpen van de basis van Excel en hoe het kan worden
gebruikt voor berekeningen, statistische analyses en het visualiseren van
gegevens, zal in de toekomst erg waardevol zijn voor studenten, zelfs in hun
professionele leven. Dit zou niet alleen een technologie-onderdeel moeten zijn,
maar een essentieel onderdeel van het wiskundecurriculum.
In de huidige
technologie-georiënteerde tijd zou het gebruik en de valkuilen van kunstmatige
intelligentie een veel belangrijker onderdeel moeten worden van het onderwijs.
In mijn mening is het belangrijk om kunstmatige intelligentie toe te voegen aan
de wiskunde-curricula, zodat studenten begrijpen hoe ze deze technologie kunnen
gebruiken om hun leeractiviteiten te ondersteunen. Bovendien zou het
wiskundecurriculum moeten voorzien in praktische toepassingen van tools zoals
Excel voor het oplossen van wiskundige problemen.
Wat betreft het
gebruik van pen en papier in wiskunde, ben ik van mening dat dit intensief
gebruikt moet worden, vooral in de onderbouw voor de basisvaardigheden. Dit is
belangrijk voor de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden en focus en helpt
bij het beter begrijpen van de onderliggende concepten. Leerlingen moeten
kritisch leren kijken naar de uitkomsten die bijvoorbeeld op een rekenmachine
staan. Op basis van een schatting moeten ze uit het hoofd kunnen beoordelen of
een uitkomst ongeveer goed moet zijn. Daarnaast zou het gebruik van
rekenmachines in de bovenbouw beperkt moeten worden, zodat studenten hun
rekenvaardigheden zonder hulpmiddelen kunnen ontwikkelen.
In Turkije,
waar ik mijn universitaire opleiding heb gevolgd, was het gebruik van
rekenmachines niet toegestaan in de meeste wiskundevakken. Dit beleid heeft
mijn ontwikkeling als student positief beïnvloed, en ik zie ook bij Nederlandse
studenten dat het gebruik van een rekenmachine hen belemmerd heeft om zelf goed
te leren rekenen.
Jouw Ontwikkeling:
Voor deze les
was ik niet goed bekend met programma’s zoals Desmos en GeoGebra. Ik was zelfs
niet zeker hoe ik GeoGebra-bestanden moest openen, en had ze daarom altijd
genegeerd. Dankzij deze les heb ik nu een goed begrip van deze programma’s en
hoe ik ze kan inzetten bij mijn eigen wiskundelessen. Dit was een positieve
ontwikkeling voor mij. Ik denk dat ik met behulp van het TPACK-model nu
effectiever ICT kan integreren in mijn lesgeven.
Daarnaast was
de activiteit van het maken van video’s voor het uitleggen van een les ook zeer
nuttig. Ik heb geleerd welke regels en factoren er zijn bij het maken van
dergelijke educatieve video’s en dit zal me helpen in de toekomst.
Het Flipping
the Classroom-model, waar ik nu van op de hoogte ben, lijkt me zeer waardevol
en ik ben van plan dit verder te onderzoeken, omdat het waarschijnlijk de
betrokkenheid van studenten bij het leerproces zal vergroten. Bijvoorbeeld, het
was voor mij erg vreemd toen een student heel serieus zei: ‘Wij lezen het
theoretische gedeelte van het boek niet’, en vervolgens bevestigden 3-4 van
zijn klasgenoten dit ook met dezelfde ernst. Ik heb gezien dat digitale tools
en visuele middelen studenten meer aanspreken dan traditionele boeken en dit
zal mijn aanpak in de toekomst zeker beïnvloeden. Daarom heb ik een plan om
meer in detail te leren over de ‘flipping the classroom’ methode.
DISCUSSIE
Thema A
1.Leerlingen moeten verplicht leren
omgaan met notatiesoftware.
In het onderwijs en zelfs in computertechnologie staan
gebruiksvriendelijke systemen centraal. Leerlingen verplichten om
notatiesoftware te leren, kan het wiskundeonderwijs en de meetbaarheid
verstoren. Drijvers (2022) focust digitaal toetsen op het meten van wiskundige
vaardigheden, niet op digitale vaardigheden. Om dit te ondersteunen, bevat het
examenprogramma een toolbox met handige en duidelijke hulpmiddelen die het
leerlingen gemakkelijker maken.
2.Basisvaardigheden moeten zonder
digitale hulpmiddelen worden beheerst.
Voor de cognitieve ontwikkeling van leerlingen is het
belangrijk dat ze – vooral in de basisschool en onderbouw – basisvaardigheden
zonder digitale hulpmiddelen kunnen oefenen. Onderzoek toont ook aan dat ICT
een groter effect heeft op oudere leerlingen vergeleken met jongere kinderen. (Drijvers,
2022)
3.Technologie moet een grotere rol krijgen in het
wiskundeonderwijs om leerlingen beter voor te bereiden op de moderne
arbeidsmarkt.
Het curriculum moet hier dringend worden aangepast. In
plaats van traditionele wiskunde-opgaven moet de focus liggen op abstractie en
interpretatie, passend bij de technologische realiteit. Conrad Wolfram
benadrukte in een interview de enorme kloof tussen schoolwiskunde en wiskunde
in de praktijk. Hij pleit ervoor om berekeningen aan computers over te laten en
technologie een centrale rol te geven in wiskundeonderwijs als methodisch
hulpmiddel. (Goris,
2022)
Thema B
1.Het gebruik van ICT zou voor alle
vakken en scholen uniform moeten zijn.
Ik denk dat dit ook voor VO-scholen
op hetzelfde niveau zou moeten gelden. Als een VMBO-school bijvoorbeeld
computerondersteund onderwijs volgt, maar een andere school op hetzelfde niveau
de technologische transitie niet heeft kunnen maken, wordt dit een nadeel voor
die school en haar leerlingen. Wel kunnen de ICT-behoeften per vak verschillen.
Bij wiskunde moeten opdrachten bijvoorbeeld concreet uitgevoerd kunnen worden,
terwijl bij Engels de focus meer op emotionele ontwikkeling ligt. Daarom moeten
de gebruikte ICT-programma’s per vak aangepast worden.
2.De rol van de docent wordt steeds
minder belangrijk door de opkomst van AI en ICT in het onderwijs.
Ik denk niet dat de rol van de leraar in de toekomst minder
belangrijk zal worden, maar wel dat de werkdruk verder zal afnemen dankzij
ontwikkelingen in AI en ICT. Vroeger kostte het een leraar bijvoorbeeld veel
tijd en moeite om een vraag op het bord te schrijven, eventueel uit te tekenen
en deze op een concrete manier uit te leggen. Tegenwoordig kan dit veel
sneller, met minder inspanning en concreter dankzij het smartboard. Daarnaast,
als leerlingen AI effectief gebruiken, zullen ze aanzienlijk minder vragen aan
de leraar stellen. In dat geval wordt de belangrijkste taak van de leraar meer
het begeleiden van leerlingen.
Thema C
1.Elke docent zou verplicht moeten
worden om ICT-tools in zijn lessen te gebruiken.
In de zich ontwikkelende technologische wereld moeten
leraren goed kunnen meebewegen en het gebruik van technologie in het onderwijs
volledig omarmen. Naast de praktische voordelen en het educatieve nut, is dit
belangrijk om leerlingen een goed voorbeeld te geven en een rol te spelen in
hun ontwikkeling op dit gebied.
2.
Het gebruik van ICT-tools door docenten verbetert de betrokkenheid van
leerlingen bij het leerproces.
Ik ben het hier helemaal mee eens, maar alleen als
afleidende factoren worden geëlimineerd. Zo heb ik bijvoorbeeld het volgende
plan voor de toekomst: wanneer een leerling iets niet begrijpt, wil ik direct
educatieve video’s maken die de stof op persoonlijke en gevarieerde manieren
uitleggen. Leerlingen kunnen deze video’s bekijken om zich te ontwikkelen en
gemotiveerd deel te nemen aan volgende lessen. Om afleiding door computers te
voorkomen, stel ik voor dat deze apparaten offline werken en alleen de relevante
video’s bevatten.
3.ICT-tools kunnen docenten ondersteunen, maar zouden nooit
de kern van de les moeten vormen.
Ja, maar ik denk ook dat we open moeten staan voor andere
ideeën, omdat technologie zich extreem snel ontwikkelt. Als het onderwijs zich
niet tijdig aanpast, vrees ik dat dit problemen kan veroorzaken voor de
ontwikkeling van leerlingen en hun aanpassing aan de toekomst. In het interview
met Conrad Wolfram vind ik zijn opvattingen zeer opmerkelijk. Sterker nog, de
grote interesse en steun die zijn ideeën en voorgestelde transformatie onder
wiskundigen hebben gekregen, onderstrepen volgens mij het belang van een
grondige bezinning over dit onderwerp (Goris, 2022).
Bronnen
Drijvers P. (2022). Terugblik op de toekomst. Euclides ICT-Special, 97(4), 4-8
Goris, T.
(2022). Twaalf jaar na de TEDTalk… Euclides ICT-Special, 97(4), 20-24
Steentjes, M. (2022). Digitaal toetsen in het VMBO. Euclides
ICT-Special, 97(4), 28-32
CY., &
Paas, F. (2020). Learning from animations and computer simulations: Modality
and reverse modality effects. British Journal of Educational Technology